shade
- Geluid: shade (US) (hulp, bestand)
- IPA: /ʃeɪd/
- erfwoord Ontwikkeld uit Middelengels schade, uit Oudengels (nominatief) sceadu, scadu, uit Germaans *skadu-, verwant aan Nederlands schaduw, Duits Schatten, enz. [1] De variant shadow was oorspronkelijk een accusatiefvorm uit Middelengels schadowe, Oudengels sceaduwe.
enkelvoud | meervoud |
---|---|
shade | shades |
shade
- schaduw
- schim
- zonwering
- (kleur) tint
- (figuurlijk) nuance
- (figuurlijk) ietwat, een beetje
- (figuurlijk) met name in de uitdrukking to throw ~: (VS) subtiele, fijntjes geuite belediging, kleinerende opmerking vermomd als compliment
shade
- overgankelijk schaduw geven
- overgankelijk donkerder maken (van tekeningen)
- overgankelijk ietwat aanpassen
- overgankelijk (figuurlijk) nipt winnen, voorstaan
- overgankelijk (informatica) computervenster zodanig onzichtbaar maken dat alleen een titelbalk of icoontje te zien is
- onovergankelijk (kleur) neigen naar
- overgankelijk iemand beschutten, in bescherming nemen tegen iets
- ↑ Weblink bron shade in: Oxford English Dictionary, second edition (1989) op oed.com