sekspartner

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  sekspartner    (hulp, bestand)
• IPA: / ˈsɛkspɑrtnər / (3 lettergrepen)

Woordafbreking

• seks·part·ner

Woordherkomst en -opbouw

• samenstelling van  seks zn  en  partner zn 

	enkelvoud	meervoud
naamwoord	sekspartner	sekspartners
verkleinwoord	-	-

Zelfstandig naamwoord

de sekspartner m

1. (persoon) (seksualiteit) iemand waarmee je seksuele omgang hebt
   Vooral gebruikt als neutrale term die losstaat van de verdere betrekkingen met de persoon in kwestie en morele opvattingen die daarmee verbonden zijn.

   ▸ Je kan een orgasme ervaren in het bijzijn van je sekspartner, maar ook als je alleen bent.

Synoniemen

• neukmaatje (informeel)

Hyponiemen

• bedmaatje

Gangbaarheid

• Het woord sekspartner staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.