• bed·maat·je
enkelvoud meervoud
naamwoord - -
verkleinwoord bedmaatje bedmaatjes

het bedmaatjeo

  1. (persoon) (seksualiteit) (informeel) iemand waarmee je vooral seksuele omgang hebt
     Jo had bij het afscheid in haar hand geknepen en zich daarmee tot Ko's opvolger als bedmaatje aangediend.[1]
  1.   Weblink bron De laatste glimpen van Delia Breedt : Nederland = 2,20371 in: Bunker Hill., jrg. 2 nr. 7/8 (juli 1999), Stichting Bunker Hill, Amsterdam, p. 75