• IPA: /sɛ.ˈkaː.rɛ/
  • Ontwikkeld uit Italisch *sekaje/o-, uit Indo-Europees *sekH1-ie/o- afsnijden" [1]
stamtijd
infinitief 1e pers. enk.
ind. praes. act.
1e pers. enk.
ind. perf. act.
supinum
secāre seco secāvi secātum
eerste vervoeging volledig

overgankelijk secare

  1. snijden in, afsnijden
  2. (medisch) amputeren, opereren
  3. (dichterlijk) knagen aan
  4. verwonden
  5. (figuurlijk) inhakken op, beledigen
  1. Michiel de Vaan
    “Etymological Dictionary of Latin and the other Italic Languages” (2008), Brill, Leiden - Boston, p. 550-551


vervoeging van
secar

secare

  1. aanvoegende wijs eerste persoon enkelvoud toekomende tijd (futuro) van secar
  2. aanvoegende wijs derde persoon enkelvoud toekomende tijd (futuro) van secar