verwonden
- ver·won·den
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
verwonden |
verwondde |
verwond |
zwak -d | volledig |
verwonden
- overgankelijk lichamelijk letsel veroorzaken
- De pijl verwondde de ruiter.
- wederkerend lichamelijk letsel oplopen
- Hij viel in het prikkeldraad en verwondde zich lelijk.
1. lichamelijk letsel veroorzaken
- vervoeging van verwinden: de stam met de uitgang -en, zonder ge- vanwege voorvoegsel (is gelijk aan de onbepaalde wijs) maar met een klinkerwisseling i-o (IPAː /ɪ/ - /ɔ/)
vervoeging van |
---|
verwinden |
verwonden
- meervoud verleden tijd van verwinden
- Wij verwonden.
- Jullie verwonden.
- Zij verwonden.
- Wij verwonden.
- voltooid deelwoord van verwinden
- Het woord verwonden staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "verwonden" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[1] |
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be