• IPA: \ʃɔ:lˠ\
Enkelvoud Meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief seòl an seòl siùil na siùil  
genitief siùil an t-siùil sheòl nan seòl  
datief seòl an t-seòl siùil na siùil  
vocatief a shiùil! a sheòla!

seòl m

  1. zeil
    «Nise, cùm grèim air an t-seòl agus cùm do chasan mar seo.»
    Nou, pak het zeil vast en zet je voeten zo neer.
Enkelvoud Meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief seòl seòlan  
genitief seòil

seòl m

  1. manier, wijze
    «Seòl dalach»
    Vertragingstaktiek
  2. aanwijzing
Gebiedende wijs Naamwoord
seòl seòladh
Onafhankelijk Afhankelijk
Verleden tijd sheòl do sheòl
Toekomende tijd

seòl

  1. zeilen, varen
    «An oidhche mus do sheòl sinn»
    De avond voor we wegvoeren
  2. wijzen, loodsen
  3. beheersen, regelen