schubmieren
- Geluid: schubmieren (hulp, bestand)
- (IPA in voorbereiding)
- schub·mie·ren
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | schubmieren | |
verkleinwoord |
de schubmieren mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord schubmier
- meervoudsvorm als officiële benaming (vliesvleugeligen) Formicinae een onderfamilie van mieren. De twee voornaamste onderfamilies in Nederland en België zijn de knoopmieren (Myrmicinae ), die gekenmerkt worden door twee "knopen" tussen borststuk en achterlijf, en de schubmieren, die gekenmerkt wordt door een enkele "schub" (petiole) tussen borststuk en achterlijf. De schubmieren zijn ook de meest voorkomende onderfamilie in koudere streken, als bijvoorbeeld Scandinavië, waar mierenhopen soms wel tot drie meter hoog kunnen worden
- Afrikaanse langsprietmier, amazonemier, amazonemieren, Amerikaanse negenspriet, Atlantische dwergschubmier, behaarde bosmier, behaarde gele reukmier, behaarde langsprietmier, bloedrode roofmier, boommier, breedschubmier, bruine renmier, buntgrasmier, deuklipsatermier, duinbaardmier, dwergschubmier, geelpootlangsprietmier, gele dwergschubmier, gele weidemier, gewone reuzenmier, gewone satermier, glanzende houtmier, glanzende langsprietmier, grauwzwarte renmier, groene wevermier, grote schubmieren, hazewindmier, humusmier, kaaskopmier, kale bosmier, kleine schubmieren, kleinoogweidemier, korthaarmier, langhaarmier, langschubmier, mergelmier, Mexicaanse negenspriet, Midden-Amerikaanse langsprietmier, muurmier, Patagonische negenspriet, plaagmier, Polynesische langsprietmier, puntschubmier, raspkopmier, reuzenmieren, rode renmier, rode wevermier, schaduwmier, stronkmier, superlangsprietmier, veenmier, veldmier, wegmier, wevermieren, wintermier, Zuid-Aziatische plofmier, zwarte reuzenmier, zwartrugbosmier
- Het woord 'schubmieren' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- Zie Wikipedia voor meer informatie.