grote schubmieren
- (IPA in voorbereiding)
- gro·te schub·mie·ren
- verbinding van grote en schubmieren
- grote schubmier zn met de uitgang -en
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | grote schubmieren | |
verkleinwoord |
de grote schubmieren mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord grote schubmier
- meervoudsvorm als officiële benaming (vliesvleugeligen) een geslacht Formica van mieren (Formicidae) uit de onderfamilie schubmieren (Formicinae). Soorten uit dit geslacht hebben de gewoonte om volkeren van ander miersoorten als "slaven" te houden
- [2] schubmieren, mieren, wespachtigen, vliesvleugeligen, insecten, zespotigen, geleedpotigen, dieren
- [2] behaarde bosmier, bloedrode roofmier, bruine renmier, deuklipsatermier, duinbaardmier, gewone satermier, grauwzwarte renmier, kale bosmier, rode renmier, stronkmier, veenmier, zwartrugbosmier
- Het woord 'grote schubmieren' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- Zie Wikipedia voor meer informatie.