schobber
- schob·ber
- Naamwoord van handeling van schobben met het achtervoegsel -er [1]
- afleiding van schobbejak
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | schobber | schobbers |
verkleinwoord |
- (pejoratief) iemand met een haveloos uiterlijk
- (pejoratief) crimineel iemand, misdadiger
- Het woord 'schobber' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "schobber" herkend door:
60 % | van de Nederlanders; |
44 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ schobber op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be