schimpen
- schim·pen
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
schimpen |
schimpte |
geschimpt |
zwak -t | volledig |
schimpen [1]
- inergatief honen, schelden
- ..., en terijl datter nu nieuwe slagters aangesteld waaren, wierd er zeer geschimpt op de menigte van zijn vee, waar van gezegt wierde dattet de kraijen nog zouden opvreeten. [2]
- Het woord schimpen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "schimpen" herkend door:
83 % | van de Nederlanders; |
83 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Dagregister van Adam Tas. dec 1705. Uitgegeven te Pretoria 1914
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be