geschimp
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- ge·schimp
Woordherkomst en -opbouw
- naamwoord van handeling schimpen met het voorvoegsel ge-[1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | geschimp | |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
het geschimp o
- het aanhoudend schelden of beledigen
Synoniemen
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord geschimp staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "geschimp" herkend door:
74 % | van de Nederlanders; |
73 % | van de Vlamingen.[2] |
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be