schijtluis
- Geluid: schijtluis (hulp, bestand)
- schijt·luis
- samenstelling van schijt ww en luis
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | schijtluis | schijtluizen |
verkleinwoord | schijtluisje | schijtluisjes |
- (informeel), (scheldwoord) iemand die geen moed heeft
- Wat ben ik af en toe toch een schijtluis.
- Het woord schijtluis staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.