schepsel
- schep·sel
- Naamwoord van handeling van scheppen met het achtervoegsel -sel
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | schepsel | schepsels schepselen |
verkleinwoord | schepseltje | schepseltjes |
het schepsel o
- creatuur; iets dat gemaakt is
- een schepsel gods
1. creatuur; iets dat gemaakt is
- Het woord schepsel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "schepsel" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[1] |
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be