Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • schep·bek·ken
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord schepbekken schepbekkens
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

[A] het schepbekkeno

  1. platte bak waaruit je gemakkelijk kleinere hoeveelheden water kunt halen
     Deze beugel is bevestigd op een betonnen stortbekken; het water wordt gepompt uit een lager gelegen betonnen schepbekken.[1]
      De Kuip dusdanig gestelt zijnde, moet men er een goede schepbekken zeven of agt pond houdende, potasch benevens een goede schop vol kalk ondermengen, en er dan na verloop van een paar uur weder een Staal opzetten, (…)[2]

Zelfstandig naamwoord

[B] de schepbekkenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord schepbek
     Behalve bij de 3 schepbekken had ik ook bij de 2 jongen, met normale snavel en bij 2 jongen, eveneens met normale snavel, uit een ander nest maar met ongeveer de zelfde leeftijd, de bevedering rond de bek eveneens weggesneden.[3]

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1.   Weblink bron Gearchiveerde versie “archimedesspiralen” (februari 2013) op spereco.nl
  2.   Weblink bron
    Noel Chomel (ed. Jacques Alexandre de Chalmot)
    “Huishoudelijk woordenboek, vervattende veele middelen om zijn goed te vermeerderen en zijne gezondheid te behouden: met verscheidene wisse en beproefde middelen voor een groot getal van ziektens, en schoone geheimen, om tot een hoogen en gelukkigen ouderdom te geraken. Deel 7”, 2e druk (1777), J. le Mair, Leiden, p. 3857 kol. 1
  3.   Weblink bron Gearchiveerde versie
    TJip
    “Evenementen in de Limburgse Westhoek : Schepbek bij de grasparkieten.” (24 maart 2009) op bloggen.be