• schep·bek
enkelvoud meervoud
naamwoord schepbek schepbekken
verkleinwoord - -

de schepbekm

  1. (anatomie) (grasparkiet) afwijkende vorm van een snavel waarbij de bovensnavel niet over, maar in de ondersnavel valt
     Normaal gaat de bovensnavel over de ondersnavel heen. Bij de schepbek is dit dan precies andersom, dus de ondersnavel gaat om de bovensnavel heen.[1]
44 % van de Nederlanders;
52 % van de Vlamingen.[2]
  1.   Weblink bron Gearchiveerde versie
    TJip
    “Evenementen in de Limburgse Westhoek : Schepbek bij de grasparkieten.” (24 maart 2009) op bloggen.be
  2.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be