schee
- schee
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | schee | scheeën |
verkleinwoord | scheetje | scheetjes |
- schede, omhulsel
- (scheepvaart) een verdikking onder de voorsteven van een schip ter bevordering van de stuurbaarheid
- (visserij) een lange plank die over het strand getrokken werd om de garnalen te doen opspringen
- Het woord schee staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "schee" herkend door:
42 % | van de Nederlanders; |
41 % | van de Vlamingen.[1] |
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
- schee
stellend | vergrotend | overtreffend |
---|---|---|
schee | schenner | schenscht schennscht |
schee