Nederlands

 
kar met schaafijs
Uitspraak
Woordafbreking
  • schaaf·ijs
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord schaafijs
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het schaafijso

  1. ijs geschraapt van een ijsblok en daarna gemengd met een siroop die een smaakje eraan geeft; lekkernij uit Suriname
    • Op het plein bij het gemeentehuis in Goor is deze zaterdag Kleurrijk in de Hof, waar publiek kennis kan maken met exotische hapjes als het mierzoete Syrische Qunefe en schaafijs uit Hawaï, als een regenboog opgediend. [2] 
    • We ‘wandelen’ over straten met Amsterdamse namen. De Heiligenweg, Jodenbreestraat, we voegen in onze oude Toyota geheel volgens de heersende rijstijl met opgestoken duim in op de Keizerstraat. Quirijn kent alle schaafijs verkopers in Paramaribo. We zwemmen in de Colakreek en eten bami-kip bij de beste warung (Javaans eethuisje) – waar uiteraard alleen locals komen. [3] 
    • Het stadsstrand van Dok Amsterdam verandert zaterdag in een waar eetparadijs. Talloze foodtrucks serveren een gevarieerd aanbod van het lekkerste streetfood. Denk aan saté, schaafijs, poké bowls, pizza en burgers. [4] 
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

95 % van de Nederlanders;
72 % van de Vlamingen.[5]

Meer informatie

Verwijzingen