• sales
enkelvoud meervoud
naamwoord (sale) sales
verkleinwoord - -

de salesmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord sale
  2. alleen meervoud verkoop aan consumenten tegen verlaagde prijzen gedurende een beperkte periode
    • De groei van Free Record Shop, typisch zon winkel waar uitverkoop sales heet, is stormachtig verlopen. [1]
  3. (bedrijfskunde) afzet van een product aan klanten
    • Stagiair Kouwenberg werd receptionist, Jront office manager in een Zwitserse dependance, 'deed' sales en marketing en werd in 1990 general manager. [2]
  • Het enkelvoud "sale" is in het Nederlands dezelfde betekenis "verkoop aan consumenten tegen verlaagde prijzen gedurende een beperkte periode" en is dus niet het enkelvoud van "sales" in de betekenis 2 of 3.
enkelvoud meervoud
naamwoord sales -
verkleinwoord - -

Niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie als enkelvoud.

de salesv / m

  1. (bedrijfskunde) afdeling van een bedrijf die klanten benadert om producten te verkopen
    • Zo denkt marketing dat de content die zij produceert eraan bijdraagt dat sales grote deals weet te sluiten, maar in werkelijkheid wordt maar liefst 65 procent van de content nooit door sales gebruikt. (…) Tegelijkertijd heeft sales waardevolle content in handen die zij kan delen met potentiële klanten, waardoor een deal direct een grotere kans van slagen heeft. [3]
92 % van de Nederlanders;
69 % van de Vlamingen.[4]


sales mv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord sale


sales

  1. vrouwelijk en mannlijk meervoud van sale


vervoeging van
salar

sales

  1. aanvoegende wijs tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van salar
  2. gebiedende wijs (ontkennend) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van salar
vervoeging van
salir

sales

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van salir