• sag·sø·ger
  • Afleiding van het Deense werkwoord sagsøge met het achtervoegsel -er
Naar frequentie 7326

sagsøger

  1. tegenwoordige tijd van sagsøge
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   sagsøger     sagsøgeren     sagsøgere     sagsøgerne  
genitief   sagsøgers     sagsøgerens     sagsøgeres     sagsøgernes  

sagsøger

  1. (juridisch) aanklager (mannelijke vorm)
  2. (juridisch) aanklaagster (vrouwelijke vorm)
  3. (juridisch) klager (mannelijke vorm)
  4. (juridisch) klaagster (vrouwelijke vorm)
  5. (juridisch) eiser, reclamant (mannelijke vormen)
  6. (juridisch) eiseres, reclamante (vrouwelijke vormen)