sabra
Niet te verwarren met: sabrá |
- sa·bra
- Leenwoord uit het Modern hebreeuws, in de betekenis van ‘in Israël geboren Israëliër’ voor het eerst aangetroffen in 1986 [1]
- Herkomst: Arabisch, letterlijk: 'cactus' [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | sabra | sabra's |
verkleinwoord |
de sabra m
- (Jiddisch-Hebreeuws) Joodse ingezetene van Israël die in het land is geboren
- Hebreeuws: tsabar
- Het woord sabra staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "sabra" herkend door:
18 % | van de Nederlanders; |
15 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "sabra" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Stichting Hebreeuwse en Jiddisje woorden in het Nederlands
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be