enkelvoud meervoud
nominatief   sabato     sabatoj  
accusatief   sabaton     sabatojn  

sabato

  1. zaterdag


Dagen in het Esperanto
lundo
maandag
mardo
dinsdag
merkredo
woensdag
ĵaŭdo
donderdag
vendredo
vrijdag
sabato
zaterdag
dimanĉo
zondag


  • IPA: /sɑˈbɑtɔ/

sabato

  1. zaterdag
  2. sabbat


Dagen in het Glosa
Genummerd
Traditioneel

di bi
luna-di
maandag
di tri
mars-di
dinsdag
di tetra
merkuri-di
woensdag
di penta
bronto-di
donderdag
di sixa
veneri-di
vrijdag
di seti
sabato, satura-di
zaterdag
di mo

zondag


  • sa·ba·to
  • Ontstaan uit het christelijk-Latijnse sabbatum (zaterdag, sabbat).
enkelvoud meervoud
sabato sabati

sabato m

  1. zaterdag


Dagen in het Italiaans
lunedì
maandag
martedì
dinsdag
mercoledì
woensdag
giovedì
donderdag
venerdì
vrijdag
sabato
zaterdag
domenica
zondag