giovedì
- gio·ve·dì
- Ontstaan uit het Latijnse Iovis dies (donderdag, de dag van Jupiter).
enkelvoud | meervoud |
---|---|
giovedì | giovedì |
giovedì m
Dagen in het Italiaans | ||||||
---|---|---|---|---|---|---|
lunedì maandag |
martedì dinsdag |
mercoledì woensdag |
giovedì donderdag |
venerdì vrijdag |
sabato zaterdag |
domenica zondag |
- Ontstaan uit het Latijnse Iovis dies (donderdag, de dag van Jupiter).
giovedì m
- gioverì (met rotacisme)
Dagen in het Napolitaans | ||||||
---|---|---|---|---|---|---|
lunnerì, lunnedì maandag |
marterì, martedì dinsdag |
miercurì, miercudì woensdag |
gioverì, giovedì donderdag |
viernarì, viernadì vrijdag |
sàbbato zaterdag |
dummeneca zondag |