Naar frequentie 2410

ryska

  1. bepaald enkelvoud van rysk
  • ryske (inzetbaar alleen bij een mannelijke person of een mannelijk dier in plaats van ryska)

ryska

  1. meervoud van rysk
[#1] enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   ryska     ryskan     -     -  
genitief   ryskas     ryskans     -     -  
  • #1 (Russisch)

ryska, g

  1. (taal) Russisch
[#2] enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   ryska     ryskan     ryskor     ryskorna  
genitief   ryskas     ryskans     ryskors     ryskornas  
  • #2 (Russin)

ryska, g

  1. Russin (vrouw uit Rusland)


  • ry·s·ka
  • Afgeleid van het zelfstandige naamwoord rys met het achtervoegsel -ka

ryska v

  1. een streepje dat de meetverdeling aangeeft op bijvoorbeeld een liniaal