ruigpoothoenders
- (IPA in voorbereiding)
- ruig·poot·hoen·ders
- samenstelling van ruigpoot zn en hoenders zn
- ruigpoothoender zn met de uitgang -s
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | ruigpoothoenders | |
verkleinwoord |
de ruigpoothoenders mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord ruigpoothoender
- meervoudsvorm als officiële benaming (hoendervogels) Tetraoninae een onderfamilie uit de orde hoendervogels die zijn vernoemd naar hun ruige poten die helemaal of gedeeltelijk bedekt zijn met veren. (Deze dieren worden ook wel ingedeeld bij de familie Tetraonidae ). Deze vogels leven op koude plaatsen. De bevedering van de poten helpt om de warmte vast te houden
- [2] alpensneeuwhoen, moerassneeuwhoen
- [2] hazelhoen, rotsauerhoen
- Het woord 'ruigpoothoenders' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- Zie Wikipedia voor meer informatie.