ruigpoot
- ruig·poot
- In de betekenis van ‘scheldwoord voor mannelijke homoseksueel’ voor het eerst aangetroffen in 1961 [1]
- samenstelling van ruig en poot [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | ruigpoot | ruigpoten |
verkleinwoord | ruigpootje | ruigpootjes |
- (dierkunde) dier met een behaarde poot
- (scheldwoord) stoere homo
- Het woord ruigpoot staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ "ruigpoot" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ ruigpoot op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).