Nederlands

 
professionele rubberboot van de mariniers
 
speelgoed rubberbootjes
Uitspraak
Woordafbreking
  • rub·ber·boot
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord rubberboot rubberboten
verkleinwoord rubberbootje rubberbootjes

Zelfstandig naamwoord

de rubberbootv / m

  1. boot van rubber met luchtkamers die zorgen voor het drijfvermogen
    • Ze hebben het overleefd. Vier Afrikaanse migranten die vrijdag met honderd lotgenoten werden opgepikt van een overvolle rubberboot ten noorden van de Libische kustplaats Sabratha. De reddingsoperatie op de Middellandse Zee, 24 zeemijlen voor de kust, werd uitgevoerd door een schip van de Spaanse ngo Proactiva Open Arms. Nu wacht de overtocht naar vermoedelijk Italië, waar bepaald moet worden of de vier in aanmerking komen voor een vluchtelingenstatus. [2] 
Synoniemen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. NRC Wilmer Heck 27 januari 2017
  3.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be