• ro·ye·ren, of:  roy·e·ren  bij meer oorspronkelijke uitspraak
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
royeren
royeerde
geroyeerd
zwak -d volledig

royeren

  1. overgankelijk als lid (van een vereniging) schrappen
    • De partij zegt zich niet te kunnen vinden in het bericht en neemt hier ook afstand van. In een ingelaste vergadering heeft het bestuur Wiesemann per direct geroyeerd als secretaris.[4] 
92 % van de Nederlanders;
61 % van de Vlamingen.[5]


vervoeging van
roer

royeren

  1. aanvoegende wijs derde persoon meervoud toekomende tijd (futuro) van roer