(klemtoonhomogram)

  • door·stre·pen
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
doorstrepen
/ˈdorstrepə(n)/
streepte door
/ˌstreptə ˈdor/
doorgestreept
/ˈdorɣəˌstrept/
zwak -t volledig

dóórstrepen

  1. overgankelijk een lijn (streep) door iets, meestal tekst, trekken
    • Hij streepte het woord door om het te verbeteren. 
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
doorstrepen
doorstreepte
doorstreept
zwak -t volledig

doorstrépen

  1. overgankelijk van een lijnenpatroon voorzien
99 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[3]