• ros·kam
enkelvoud meervoud
naamwoord roskam roskammen
verkleinwoord roskammetje roskammetjes

de roskamm

  1. een grof soort kam die voor het verzorgen van paarden of het schoonmaken van andere borstels gebruikt wordt
vervoeging van
roskammen

roskam

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van roskammen
    • Ik roskam. 
  2. gebiedende wijs van roskammen
    • Roskam! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van roskammen
    • Roskam je? 
86 % van de Nederlanders;
85 % van de Vlamingen.[2]