Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ros·kam·men
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
roskammen
roskamde
geroskamd
zwak -d volledig

Werkwoord

roskammen

  1. overgankelijk een paard met borstel en kam reinigen
    • het paard werd geroskamd door de staljongen. 
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Zelfstandig naamwoord

de roskammenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord roskam

Gangbaarheid

82 % van de Nederlanders;
82 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen