roskamde
- ros·kam·de
vervoeging van |
---|
roskammen |
roskamde
- enkelvoud verleden tijd van roskammen
- Ik roskamde.
- Jij roskamde.
- Hij, zij, het roskamde.
- Gisteren roskamde hij het paard.
- Ik roskamde.
- Het woord roskamde staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.