Nederlands

 
rookkolom
Uitspraak
Woordafbreking
  • rook·ko·lom
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord rookkolom rookkolommen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

rookkolom v/m [1]

  1. een hoeveelheid opstijgende rook; dikke opstijgende rookwolk
     Maar daarna verplaatste de aandacht zich naar een zwarte rookkolom die langzaam opsteeg uit het gemeentehuis van Maly Jermolaj.[2]
     De brandweer gaat een drone inzetten om bosbranden in een vroeg stadium te ontdekken. Die kan op basis van oude foto's een brand of rookkolom herkennen en stuurt dan een foto naar een brandweerman, die de foto beoordeelt.[3]
Hyperoniemen
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. “Dokter Zjivago” (1957), G.A. van Oorschot  , ISBN 9789028261396
  3.   Weblink bron “Geen vliegtuigje meer, maar een drone om een bosbrand op te sporen” (07-09-2021), NOS