• ron·kend
vervoeging van: ronken
verbogen vorm: ronkende

ronkend

  1. onvoltooid deelwoord van ronken
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen ronkend ronkender ronkendst
verbogen ronkende ronkendere ronkendste
partitief ronkends ronkenders -

ronkend

  1. luidruchtig slapend of snurkend
  2. luidruchtig en overdreven
    • Geert Wilders onderscheidt zich van de andere Kamerleden door een heel eigen spraakgebruik. Lof komt daarin zelden voor, beledigingen en ronkende retoriek des te meer. [1] 
    • Het organiseren van een Eurovisie Songfestival (ESF) is een financiële gok. Zo leden Wenen, Kopenhagen en Malmö ondanks ronkende toeristische prognoses (forse) verliezen. [2] 
  3. veel lawaai makend
    • Airco’s verbruiken veel stroom en zorgen daarmee voor heel wat uitstoot van broeikasgassen. Bovendien zorgen de ronkende buitenunits van airco-installaties er voor dat steden nog een beetje warmer worden. [3] 
    • Het feit blijft echter dat, ondanks alle ronkende woorden bij voorgaande conferenties, de afgelopen jaren de wereldwijde verbranding van fossiele brandstof en CO2-uitstoot alleen maar is toegenomen. [4] 
  1. HP de Tijd 02/10 | 2009 KNATTERGAK!
  2. Tubantia Johan van de Beek 16-07-19 Organiseren songfestival is geen ‘verdienmodel’
  3. Tubantia Annemieke van Dongen en Chris van Mersbergen 30-07-19 Energieslurpende airco's geven extra klimaatprobleem
  4. www.parool.nl (29 nov 2023)