• ron·ke·door
enkelvoud meervoud
naamwoord ronkedoor ronkedoors
verkleinwoord - -

de ronkedoorm

  1. (biologie) olifant, doorgaans een mannetje, die buiten een kudde leeft en agressief gedrag vertoond
    • Dusdanig is het dat de ronkedoor, verscheidene dagen achter een, de schrik van het geheele landschap blijft, dorpen en velden verwoestende, en doodende al wat hem te voren komt; tot dat eene algemeene jagt op hem wordt ondernomen, en hij eindelijk, onder de menigvuldige, hem toegebragte wonden bezwijkt, en, met zijn leven, het gevoel zijner smarten verliest. [3]