rollator
- rol·la·tor
- Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘looprek’ voor het eerst aangetroffen in 1999 [1]
- Naamwoord van handeling van rollen met het achtervoegsel -ator [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | rollator | rollators |
verkleinwoord | rollatortje | rollatortjes |
de rollator m
- looprek op wieltjes dat als hulpmiddel dient bij het lopen
- Met behulp van een rollator kan hij zich nog goed verplaatsen.
- Maak van je rollator een wandelend wifi-punt [3]
- [1] looprek
- Het woord rollator staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "rollator" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
75 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "rollator" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ rollator op website: Etymologiebank.nl
- ↑ www.nos.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be