rinkelbel
- rin·kel·bel
- samenstelling van rinkel ww en bel [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | rinkelbel | rinkelbellen |
verkleinwoord | rinkelbelletje | rinkelbelletjes |
- (muziek) aantal belletjes ter verhoging van de muzikale feestvreugde
- bel, schel
- nikkelen nelis, tamboerijn, rammelaar
- Het woord rinkelbel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "rinkelbel" herkend door:
75 % | van de Nederlanders; |
75 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be