rijzweep
- rij·zweep
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | rijzweep | rijzwepen |
verkleinwoord | rijzweepje | rijzweepjes |
- (paardrijden) korte zweep die een ruiter gebruikt bij het paardrijden
- De jonge vrouw op het paard, rijzweep in de hand, zou wel eens 'op bed gesmeten willen worden'. Haar vriend is meer het type 'is de afstandsbediening nou alweer kwijt?' Een andere man wordt gefilmd als hij de vaatwasmachine staat te vullen. Hij zegt dat zijn seksleven wel 'een goede beurt' kan gebruiken. [2]
- Plotseling stopte het voertuig en liep de 79-jarige man op het groepje af en pakt één van de meisjes bij de enkel. Die was daar niet van gediend en reageerde met een slag met haar rijzweep. Ondertussen was de 45-jarige bestuurder ook uitgestapt om te melden dat de groep niet zo mocht rijden. [3]
1. korte zweep die een ruiter gebruikt bij het paardrijden
- Het woord rijzweep staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "rijzweep" herkend door:
81 % | van de Nederlanders; |
73 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Het Parool Han Lips4 november 2014 'De beste seksuologe van de Benelux' geeft seksles op RTL 5
- ↑ Reformatorisch Dagblad 16-03-2009 Mannen zoeken ruzie met paardrijdsters
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be