1. Een rijsttroepiaal (Dolichonyx oryzivorus)
  • rijst·troe·pi·aal
enkelvoud meervoud
naamwoord rijsttroepiaal rijsttroepialen
verkleinwoord - -

de rijsttroepiaalv / m

  1. (zangvogels) bepaald soort weidevogel Dolichonyx oryzivorus  , die als trekvogel leeft in Noord- en Zuid-Amerika
     Het was stil op het Dartelveld, afgezien van de vreemde, rinkelende roep van een rijsttroepiaal en het zwakke geluid van een haan in de verte.[2]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron
    Kirstin Kimball (vert. Ruud van de Plassche)
    “Mijn aardse leven: hoe een boerderij mijn leven veranderde”, ebook (2012), The House of Books, Vianen/Antwerpen, ISBN 9789044334821