rijksdienst
- Geluid: rijksdienst (hulp, bestand)
- rijks·dienst
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | rijksdienst | rijksdiensten |
verkleinwoord |
de rijksdienst m
- overheidsinstantie die werkt voor het hele land en die belast is met een bepaalde taak
- VDAB, de CVO’s (regionale centra voor volwassenenonderwijs), Jobber.be van Cevora: ze bieden een arsenaal aan technische opleidingen voor volwassenen. “Wist je dat de RVA (Rijksdienst voor Arbeidsbemiddeling) je vrijstelt van de zoektocht naar werk tijdens je voltijdse dagopleiding voor een knelpuntberoep?”, merkt Goedele Van Wichelen ook nog op. [2]
- De politie voerde de controle uit samen met de Rijksdienst voor het wegverkeer (RDW) en de Belastingdienst. Bij de controle werd gebruik gemaakt van een ANPR camera. Met een ANPR (Automatic NumberPlate Recognition) scant een camera kentekens van voorbijrijdende voertuigen. De gelezen kentekens worden vergeleken met een opsporingslijst, waarop kentekens staan van mensen die om welke reden dan ook gezocht worden. [3]
- een baan hebben bij het rijk
- Hij werkt al vele jaren als ambtenaar in rijksdienst.
1. overheidsinstantie de werkt voor het hele land
- Het woord rijksdienst staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ de Standaard 05/oktober/2017 (gv)
- ↑ Tubantia 05-oktober-2017