rijhuis
- rij·huis
- samenstelling van rij zn en huis zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | rijhuis | rijhuizen |
verkleinwoord | rijhuisje | rijhuisjes |
het rijhuis o
- huis dat links en rechts aan de buurwoningen is vastgebouwd
- Een van de grootste veranderingen die zich hebben voorgedaan in de jaren 20/30 is ongetwijfeld het steeds vaker inbrengen van een afzonderlijke ruimte voor de auto. Dit heeft tot gevolg dat de inwendige ordening van het rijhuis ingrijpend wordt aangepast. [1]
- Het woord rijhuis staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "rijhuis" herkend door:
58 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Dubois, M."De rijwoning. Een woningtype met een rijk verleden en een toekomst" in: Vlaanderen. 259 jrg. 45 nr. 1 (januari/februari 1996) Christelijk Vlaams Kunstenaarsverbond, Tielt; p. 19; geraadpleegd 2018-06-18
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be