rifgriel
- (IPA in voorbereiding)
- rif·griel
- samenstelling van rif en griel zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | rifgriel | rifgrielen |
verkleinwoord | rifgrieltje | rifgrieltjes |
- (steltloperachtigen) Esacus magnirostris een vogel uit de familie van grielen (Burhinidae). Hij komt sporadisch voor aan mangrovekusten in een groot gebied dat reikt van Myanmar tot aan Nieuw-Caledonië
- Het woord 'rifgriel' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- Zie Wikipedia voor meer informatie.