• rib·bein
  • Samenstelling van de Noorse zelfstandige naamwoorden ribb met verval van één 'b' en bein.
Naar frequentie 14606

ribbein o

  1. (anatomie) rib
o enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   ribbein     ribbeinet     ribbein     ribbeina
ribbeneine  
genitief   ribbeins     ribbeinets     ribbeins     ribbeinas
ribbeinenes  
  • knekke et ribbein
een rib breken
  • være så mager at en kan telle ribbeina
zo mager zijn dat je de ribben kan tellen


  • rib·bein
  • Samenstelling van de Nynorske zelfstandige naamwoorden ribbe met verval van één 'b' en bein.
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   ribbein     ribbeinet     ribbein     ribbeina
bijvorm: ribbeini  

ribbein o

  1. (anatomie) rib
  • bryte eit ribbein
een rib breken
  • vere så mager at ein kan telje ribbeina
zo mager zijn dat je de ribben kan tellen