retireren
- re·ti·re·ren
retireren [3]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
retireren |
retireerde |
geretireerd |
zwak -d | volledig |
- terugtrekken of vluchten
- In het debat moest Van der Steur retireren, zoals hij dat in zijn eerste jaar aan het bewind al driemaal heeft moeten doen. Bij zijn kritiek op forensisch anatoom Maat, bij de kwalificatie van de foto van Volkert van der G., bij het debat over de Teevendeal; steeds was hij te snel en te stellig in zijn oordeel. Volgende week weer een Kamerdebat met Van der Steur. Hij moet niet nog eens klunzen. [4]
- wederkerend zich terugtrekken
- Enerzijds gispt hij het militair-industriële complex, dat onverdroten naar uitbreiding van de NAVO blijft streven, al heeft Europa meer belang bij een omzichtige houding tegenover Rusland. Anderzijds spreekt hij laatdunkend over de Russen die nu eens het Westen imiteren en zich dan weer retireren in slavofiele eigendunk. [5]
- [1] achteruitwijken, terugdeinzen, terugtreden
- [2] terugtrekken
- Het woord retireren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "retireren" herkend door:
58 % | van de Nederlanders; |
45 % | van de Vlamingen.[6] |
- ↑ Wiktionnaire
- ↑ retireren op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Volkskrant Martin Sommer 31 maart 2016
- ↑ NRC Ben Hoffschulte België 9 mei 2009
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be