• res·ti·tu·e·ren
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘teruggeven’ voor het eerst aangetroffen in 1228 [1]
  • uit het Frans met het achtervoegsel -eren[2]

restitueren [3]

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
restitueren
restitueerde
gerestitueerd
zwak -d volledig
  1. teruggeven wat eerder ontvangen is
    • De historische fraude bedraagt wellicht zo’n 200 miljard euro, of 60 procent van de hele Belgische overheidsschuld. En er wordt veel te weinig gedaan om dat te recupereren. Ook in het nieuwe beleidsplan van staatssecretaris Crombez lees ik haast niets over het verbeurd verklaren of restitueren van die historische fraude.’ [4] 
    • De FIFA heeft daarom een formele brief gestuurd naar de Amerikaanse justitie met het verzoek om dit geld te restitueren als compensatie van de geleden schade. [5] 
    • De rechtbank oordeelt dat Facebook aankopen in apps en games die door kinderen zijn gedaan moet restitueren als het kind of een van zijn ouders daarom vraagt. De uitspraak is gebaseerd op de zogenoemde familiecode die in de staat Californië geldt en die is bedoeld om minderjarigen te beschermen tegen exploitatie door bedrijven. [6] 
93 % van de Nederlanders;
79 % van de Vlamingen.[7]