• re·so·nans
enkelvoud meervoud
naamwoord resonans -
verkleinwoord - -

de resonansm

  1. langer doorklinkend geluid doordat voorwerpen het weerkaatsen of op dezelfde toonhoogte gaan meetrillen
    • Zingen is een fysieke sensatie en in die zin zelfs verslavend. Soms lukt het me met zo veel resonans te zingen dat mijn vingers meetrillen. [3]
  2. (muziek) versterkte klank van een muziekinstrument door een klankkast
    • Bovendien onthult de muziek van Hume wat de gamba tot zo’n aantrekkelijk instrument maakt: dat je er ronkende akkoorden op kunt strijken, én de bijbehorende melodielijn. En dat je er op kunt tokkelen als op een gitaar, maar dan met de diepere resonans van een groter instrument. [4]
  3. (figuurlijk) herkenning of steun die na een uiting wordt ervaren
    • Op 21 november liep Janoekovitsj over ‘van Brussel naar Moskou’, door onder Russische druk een Oekraïens toenadering met de EU alsnog af te wijzen. Toen het studentenprotest daartegen meer resonans opriep dan alle protestbeweginkjes van afgelopen jaren samen, wist de presidentiële entourage uit geen ander vaatje te tappen dan geweld. [5]
72 % van de Nederlanders;
72 % van de Vlamingen.[6]


resonans

  1. (natuurkunde) (elektrotechniek) resonantie


resonans

  1. (natuurkunde) (elektrotechniek) resonantie


resonans

  1. (natuurkunde) (elektrotechniek) resonantie


resonans

  1. (natuurkunde) (elektrotechniek) resonantie