reistas
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- reis·tas
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | reistas | reistassen |
verkleinwoord | reistasje | reistasjes |
Zelfstandig naamwoord
- rechthoekige afsluitbare zak van stevig materiaal met hengsels bestemd om spullen op reis mee te nemen
- buidel met spullen voor uiterlijke verzorging
- reistasje (plantkunde) benaming voor gebroken hartje Lamprocapnos spectabilis
-
1. rechthoekige afsluitbare zak van stevig materiaal voor op reis
-
2. buidel met spullen voor uiterlijke verzorging
-
3. benaming voor Lamprocapnos spectabilis
Gangbaarheid
- Het woord reistas staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "reistas" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[2] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Nynorsk
Werkwoord
reistas
- verouderde spelling of vorm van reistast tot 2012