reisgeld
- reis·geld
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | reisgeld | reisgelden |
verkleinwoord | reisgeldje | reisgeldjes |
het reisgeld o
- hoeveelheid geld die nodig is voor het maken van een reis
- ,,Het is géén repatriëringsvlucht, daarvoor zal eerst de Stichting Garantiefonds Reisgelden de situatie als calamiteit moeten benoemen", zegt Kok. Het gaat om passagiers die al zouden terugvliegen.[2]
- vergoeding die men krijgt voor reiskosten
- De SP wil dat de overheid stopt met het vergoeden van vervoer van 'religieuze leerlingen'. Het geld hiervoor kan beter naar het vervoer van gehandicapte kinderen. Dat gaat SP-Kamerlid Jasper van Dijk maandag voorstellen tijdens een overleg over het onderwijs en Artikel 23 van de Grondwet. Van Dijk vindt het reisgeld niet meer van deze tijd. [3]
- [1] reiskosten
- [2] reiskostenvergoeding
2. vergoeding die men krijgt voor reiskosten
- Het woord reisgeld staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "reisgeld" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[4] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Tubantia Gyurka Jansen 08-SEPTEMBER-2017
- ↑ Volkskrant 28 september 2014
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be