• reg·ne·risch
  • Afleiding van het Duitse werkwoord regnen met het achtervoegsel -isch
stellend vergrotend overtreffend
regnerisch
regnerischer
am regnerischsten
alle verbuigingsvormen

regnerisch

  1. (meteorologie) buiig, druilerig, miezerig, nat, regenachtig
    «Das Klima auf den Königin Charlotte-Inseln (jetzt: Haida Gwaii) ist mild, aber so regnerisch, daß Ackerbau nur in besonders günstigen Lagen möglich ist.»
    Het klimaat op de Koningin Charlotte-eilanden (nu: Haida Gwaii) is mild, maar regenachtig, zodat de landbouw slechts in bijzonder gunstige gebieden is mogelijk.
  • ein regnerischer Tag
  • regnerisches Wetter