Duits

Uitspraak
stamtijd
infinitief verleden
tijd
voltooid
deelwoord
regnen
regnete
geregnet
zwak volledig met "haben"

Werkwoord

regnen

  1. onovergankelijk, onpersoonlijk regenen
    «Es regnet noch immer.»
    Het regent nog steeds.



Deens

Woordafbreking
  • reg·nen
Naar frequentie 4157

Zelfstandig naamwoord

regnen, g

  1. bepaalde vorm nominatief enkelvoud van regn