buiig
- bui·ig
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | buiig | buiiger | buiigst |
verbogen | buiige | buiigere | buiigste |
partitief | buiigs | buiigers | - |
buiig
- regenachtig, met buien
- In die buiige periode gebeurden er veel ongelukken.
- Het woord buiig staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "buiig" herkend door:
83 % | van de Nederlanders; |
79 % | van de Vlamingen.[1] |
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be